Lezing over ademhaling door Lennart Bouman

Zingen is een geraffineerd spel met de luchtstroom uit de longen, of anders gezegd een bijproduct van de voor ons leven onmisbare ademhaling. Met veel andere diersoorten delen we het gebruik van deze luchtstroom voor communicatie en vermoedelijk is dat ook de basis van ons stemgebruik voor praten en zingen. De bijdrage van de ademhaling aan vooral deze laatste functie is overigens maar beperkt tot de productie van een niet al te welluidend geluid diep in de keelholte. Het is wat daarna de weg naar buiten vormt, keel, tong etc ., net als bij elk blaasinstrument de vorm van het instrument bepaald is voor de finesse van het geluid. Inzicht inde werkwijze van de ademhalingsorganen helpt dan ook niet bij het zingen, maar misschien wel bij het denken daarover.
Deze schets is bedoeld voor degenen die niet goed bekend zijn met de werking van de spieren en andere organen die betrokken zijn bij de ademhaling en daar iets meer over willen weten. Specifieke kennis van dit terrein is hiervoor niet nodig, enige basiskennis van de natuur in het algemeen echter wel. We beginnen eenvoudig en richten de aandacht op de volgende aspecten van de ademfysiologie:
1. Ademen is bewegen: hoe werkt een skeletspier, vormen van spiersamentrekking, isometrisch, isotonisch en auxotonisch.
2. Welke spieren zijn betrokken bij de ademhaling, bouw en eigenschappen van luchtwegen en longen”
3. Hoe verlopen in- en uitademingsbewegingen
4. Hoe regelen we diepte en frequentie van de ademhaling
5. Hoe wordt de ademhaling bewust gestuurd.
-
Lennart werd geboren in 1937, zijn vader was als technicus werkzaam bij Werkspoor in Amsterdam, zijn moeder was tot haar huwelijk werkzaam als telefoniste. Hij groeide op in Amsterdam Oost. Hij studeerde Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) maar werd al tijdens zijn studie meer geboeid door het wetenschappelijk onderzoek over het functioneren van het menselijk lichaam dan door de praktijk van de ziekenzorg. Daarom koos hij na zijn doctoraal examen anders dan gebruikelijk niet voor een aansluitende gang door de coassistentschappen maar trad hij in dienst van het Fysiologisch Laboratorium voor een opleiding tot medisch fysioloog. Hij promoveerde in 1965 op een experimenteel onderzoek over de sturing van de impulsvorming in het hart. Dit bleef ook nog vele jaren daarna één van de hoofdvraagstukken van het onderzoek in het fysiologisch laborattorium van de UvA. In 1966 werd hij benoemd tot Lector in de Fysiologie , in 1971 werd deze functie omgezet in een professoraat.
Naast een omvangrijke onderwijstaak en de leiding van een researchgroep raakte hij steeds meer betrokken bij de herziening van het toenmalige onderwijssysteem van de medische faculteit. Wegens zijn stimulerende activiteit op dit terrein werd hij in 1990 door de vereniging van Medische Studenten MFAS benoemd tot erelid van de vereniging. Zijn activiteit op het terrein van de onderwijsherziening trok ook internationaal aandacht, wat in 2002 resulteerde in een benoeming tot bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Ulaan Baatar in Mongolië. Daarop volgde in 2003 een benoeming tot officier in de Orde van Oranje Nassau.
Naast zijn werk op onderwijs- en onderzoeksgebied schreef hij met zijn collega Jan Bernards een door veel studenten in paramedische vakken gebruikt leerboek Medische Fysiologie. De eerste editie verscheen in 1975 en sindsdien is het boek in verschillende uitvoeringen vele malen herdrukt. Het boek is nog steeds in gebruik.
Na zijn pensionering kon hij meer tijd besteden aan zijn grootste hobby, het maken van muziek, meest volksmuziek, op accordeon en piano. Hij heeft dit in verschillende amateur-bands gedaan en vele jaren pianobegeleiding verzorgd in buurthuizen waaronder recentelijk de Eester en ouderencentra in Amsterdam en omstreken.